Rivier-OSPAR-methode ook toepasbaar voor het kwantificeren van zwerfafval op rivieroevers

Schone Rivieren heeft een rivierafvalonderzoek opgezet en gebruikt daarvoor de rivieren-OSPAR-monitoring. Rijkswaterstaat wilde graag weten of de OSPAR-methode die zwerfafval op stranden monitort ook toepasbaar is voor rivieroevers. Welke gegevens zijn erdoor beschikbaar en hoe bruikbaar zijn die voor het aanpakken van de bronnen van plastic in de Nederlandse rivieren? De Wageningen Universiteit (WUR) heeft dit voor Rijkswaterstaat onderzocht. Het resultaat helpt RWS bij het opstellen van een oevermonitor.

Gedetailleerd meetprotocol

Het River-OSPAR-protocol is het meest gedetailleerde protocol voor het karakteriseren van het type en de samenstelling van het zwerfafval op de rivieroever. De rivier-OSPAR-methode maakt gebruik van een gedetailleerde itemlijst voor het verzamelen van gegevens, met meer dan 100 specifieke items en 10 hoofdcategorieën. De gegevensverzameling volgens deze methode geeft gedetailleerde informatie over het type en de samenstelling van het afval dat op de oevers ligt. De meeste andere protocollen geven dergelijke gedetailleerde informatie niet, en beschrijven slechts algemene materiaalcategorieën (bijv. plastic, hout, glas). Aangezien de meeste itemcategorieën vergelijkbaar zijn met het Beach-OSPAR-protocol, kunnen de rivier-OSPAR-gegevens mogelijk ook worden gebruikt voor een directe vergelijking van het type en de samenstelling van het zwerfafval tussen rivieren en stranden.

Mogelijkheid tot trendanalyses

Met de hulp van citizen science - metingen door vrijwilligers - onderzocht de WUR een groot aantal meetlocaties langs de Maas en Waal. Door de geografische omvang van de beschikbare gegevens kunnen hotspots duidelijk worden geïdentificeerd. Er zijn twee soorten hotspots gevonden: incidentele pieken en consistente pieken. Er werden verschillende pieken gevonden rond stedelijke gebieden, zoals Nijmegen, Roermond en Maastricht. Toekomstige waarnemingsrondes en/of een verhoogde waarnemingsfrequentie zullen helpen om na te gaan of deze hotspots inderdaad consistent zijn. Ook blijkt duidelijk uit de gegevens dat er op de oevers van de Maas meer zwerfvuil wordt aangetroffen dan op de oevers van de Waal.

De meetfrequentie is relatief laag en laat nog geen gedetailleerde tijdsanalyses toe. De eerste resultaten toonden wel dat de gemiddelde zwerfafvaldichtheid in het voorjaar hoger is dan in het najaar. Dit kan worden verklaard door de seizoensgebonden variatie in de rivierafvoer.

Aanbevelingen

De WUR doet de volgende aanbevelingen:

  • Breid het aantal metingen uit naar ongeveer 10 metingen per 15 km voor een betere nauwkeurigheid. Deze data kunnen gebruikt worden voor het identificeren van hotspots langs de rivieren.
  • Uitbreiding van de meetlocaties tot aan de riviermonding en andere uitlaten naar de oceaan.
  • Beschrijf de meetlocatie als binnenbocht, buitenbocht of een recht segment van de rivier, omdat de stroomsnelheid en de spreiding van het strooisel dienovereenkomstig kunnen variëren. Daarmee kan de invloed van de kromming van de rivier op de zwerfafvaldichtheid bestudeerd worden.
  • Heroverweeg de meetfrequentie: implementeer ofwel een 'dynamisch' monitoringplan ofwel een striktere laagfrequente meetperiode.
  • Verhoog de meetfrequentie naar vier keer per jaar. Dit zou in overeenstemming zijn met de OSPAR-monitoringsrichtlijnen en maakt een beter onderzoek van de seizoensvariatie mogelijk.
  • Verbeter de kwaliteit van de gegevensopname, het databeheer en de gegevensverwerking.

Beleidsontwikkeling

De huidige dataset en methodiek kunnen worden gebruikt om de zwerfafvalaanpak in twee richtingen te ontwikkelen. Ten eerste het nemen van preventiemaatregelen gericht op de geografische hotspots. Met aanvullende analyses worden de exacte hotspots zichtbaar.

Ten tweede kan de hoeveelheid aan items worden gebruikt om het beleid te plannen om het achterlaten van specifieke items te verminderen. De meest voorkomende items zijn fragmenten en granulaten, die moeilijker aan te pakken zijn met beleid, maar die wel een aandachtspunt kunnen zijn bij saneringsactiviteiten. Andere veel voorkomende items kunnen nader worden onderzocht op de manier waarop ze in het riviermilieu zodat een bronaanpak ontwikkeld kan worden.

Samen met het ministerie van IenW zal Rijkswaterstaat bezien hoe verder te gaan met de monitoring van plastics langs de oevers. RWS gebruikt de resultaten van dit onderzoek om met hulp van de rivieren-OSPAR-monitoring een structurele monitoring langs rivieroevers op te zetten.

Download het onderzoek.