Annex II : Fase 2: controle

De stortplaatsbeheerder controleert voor acceptatie

Een afvalstof waarvan voldoende gegevens bekend zijn, komt in het controleregime terecht. Dit betekent dat de taak van de ontdoener voor het aanleveren van de analyseresultaten er op zit. De stortplaatsbeheerder controleert vervolgens voor acceptatie.

Controle van de uitloging en samenstelling van de afvalstof

Het gaat hier om controle van de uitloging en samenstelling van de afvalstof. Dus niet om de controle die bij elke vracht die wordt aangeboden plaatsvindt; de controle van de vereiste documenten en de visuele controle.

Wat controleert de stortplaatsbeheerder?

Het gemiddelde per geanalyseerde parameter en grenswaarden:

De stortplaatsbeheerder berekent met de vijf laatste resultaten het gemiddelde per geanalyseerde parameter. Het gemiddelde wordt vergeleken met de grenswaarden in het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa). Als geen van de geanalyseerde parameters de grenswaarde overschrijdt, mag de afvalstof geaccepteerd blijven worden. De afvalstof wordt als ‘bekend' beschouwd.

Kritische parameters en frequentie monsterneming:

De stortplaatsbeheerder bepaalt vervolgens welke parameters ‘kritisch’ zijn en met welke frequentie de monsters van de afvalstof genomen moeten worden. Dit volgens de Regeling acceptatie afvalstoffen op stortplaatsen.

Wanneer de kritische parameters en de monsternemingsfrequentie bekend zijn, mag de stortplaatsbeheerder de afvalstof accepteren (tenzij visuele inspectie uitwijst dat er iets niet in orde is).

Wijze van bemonstering en bewaring

De stortplaatsbeheerder bemonstert de afvalstof door vijf grepen van een vooraf geselecteerde vracht te nemen en bewaart de monsters totdat het verzamelmonster wordt aangeboden aan het laboratorium. Voor de praktische invulling van de bemonstering wordt verwezen naar het VKB-protocol 1004, dat hoort bij BRL 1000.

Een compleet verzamelmonster bestaat uit vijftig grepen, die afkomstig zijn van tien vrachten.

Per afvalstof moet ten minste één keer per jaar een analyse worden uitgevoerd. Zodra de nieuwe analyseresultaten van het laatste verzamelmonster binnen zijn, wordt opnieuw over de laatste vijf resultaten het gemiddelde berekend. Het oudste resultaat wordt daarbij uitgesloten en het nieuwste toegevoegd.

Als alle kritische parameters onder de grenswaarden zijn gebleven, mag de afvalstof nog steeds worden geaccepteerd en worden vervolgens weer de kritische parameters en de monsternemingsfrequentie berekend. Een parameter hoeft niet meer getest te worden als deze na vijf keer testen niet meer kritisch blijkt te zijn.

Om ervoor te zorgen dat geen of te weinig zicht is op eventuele veranderingen van de afvalstof, wordt het tiende verzamelmonster weer volledig geanalyseerd op alle parameters en vervolgens opnieuw het gemiddelde, de kritische parameters en de monsternemingsfrequentie bepaald.